Tip: |
Definitie
Coöperatief leren is een onderwijsleersituatie waar de leerlingen in heterogene groepen op een gestructureerde manier samenwerken aan een leertaak met een gezamenlijk doel. Dit betekent:
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen in gemengde leeftijdsgroepen beter hun sociale vaardigheden kunnen ontwikkelen. Leren samenwerken is daar een onderdeel van. Profiteer hiervan en laat leerlingen via coöperatieve werkvormen, die samenwerkingsvaardigheden oefenen. Samenwerken is iets wat ze na de basisschool nog heel hun leven zullen moeten doen! |
Coöperatief leren is niet hetzelfde als groepswerk. We spreken van coöperatief leren als de onderwijsleersituatie aan 5 voorwaarden voldoet.
1. Positieve wederzijdse afhankelijkheid
Tijdens het samenwerken is iedere leerling afhankelijk van elkaar binnen de groep. Dit kan zijn door bijvoorbeeld een doel of een beloning dat voorop staat. Leerlingen willen die beloning en gaan ervoor samenwerken. Een ander voorbeeld is dat leerlingen een eigen rol krijgen toegewezen. Leerlingen zijn door de rol van elkaar afhankelijk om tot een goed resultaat te komen.
2. Individuele verantwoordelijkheid
De leerling heeft binnen het coöperatief leren twee belangrijke verantwoordelijkheden. Enerzijds is hij verantwoordelijk voor de eigen opdracht die hij moet uitvoeren. Anderzijds is hij verantwoordelijk voor zijn andere groepsleden. Hij moet er op toezien dat alle andere leden hun opdracht goed uitvoeren.
3. Directe interactie
Leerlingen moeten bij het samenwerken in interactie gaan met elkaar, communiceren met elkaar. Door te praten, te overleggen, uit te leggen krijgt de leerstof meer betekenis.
4. Samenwerkingsvaardigheden
Binnen coöperatief leren heb je aandacht voor samenwerkingsvaardigheden (= overkoepelende leerplandoelen). Per coöperatieve werkvorm kan je aandacht besteden aan 1 of 2 samenwerkingsvaardigheden. Welke vaardigheden de kinderen oefenen is afhankelijk van de leeftijd en de voorkennis van de leerlingen.
Hoe breng je zo'n samenwerkingsvaardigheid aan?
Voorbeeld van een T-kaart. Samenwerkingsvaardigheid: 'Met alle groepsleden samenwerken'.
1. Positieve wederzijdse afhankelijkheid
Tijdens het samenwerken is iedere leerling afhankelijk van elkaar binnen de groep. Dit kan zijn door bijvoorbeeld een doel of een beloning dat voorop staat. Leerlingen willen die beloning en gaan ervoor samenwerken. Een ander voorbeeld is dat leerlingen een eigen rol krijgen toegewezen. Leerlingen zijn door de rol van elkaar afhankelijk om tot een goed resultaat te komen.
2. Individuele verantwoordelijkheid
De leerling heeft binnen het coöperatief leren twee belangrijke verantwoordelijkheden. Enerzijds is hij verantwoordelijk voor de eigen opdracht die hij moet uitvoeren. Anderzijds is hij verantwoordelijk voor zijn andere groepsleden. Hij moet er op toezien dat alle andere leden hun opdracht goed uitvoeren.
3. Directe interactie
Leerlingen moeten bij het samenwerken in interactie gaan met elkaar, communiceren met elkaar. Door te praten, te overleggen, uit te leggen krijgt de leerstof meer betekenis.
4. Samenwerkingsvaardigheden
Binnen coöperatief leren heb je aandacht voor samenwerkingsvaardigheden (= overkoepelende leerplandoelen). Per coöperatieve werkvorm kan je aandacht besteden aan 1 of 2 samenwerkingsvaardigheden. Welke vaardigheden de kinderen oefenen is afhankelijk van de leeftijd en de voorkennis van de leerlingen.
Hoe breng je zo'n samenwerkingsvaardigheid aan?
- Verken de beginsituatie: welke hebben ze al gezien? Welke hebben extra aandacht nodig?
- Gesprek: laat de leerlingen vertellen waarom deze vaardigheid zo belangrijk is.
- T - kaart opbouwen. Beschrijf met de leerlingen hoe je kan zien dat iemand de vaardigheid uitoefent en wat deze persoon allemaal kan zeggen. Met andere woorden: hoe ziet het eruit? Hoe klinkt het? Hang de T-kaart op in de klas en verwijs hier regelmatig naar.
- Demonstratie van de samenwerkingsvaardigheid via een rollenspel. Belangrijk is hierbij dat je gerichte feedback geeft!
- Oefenen. Laat de samenwerkingsvaardigheid oefenen tijdens het coöperatief werken maar ook in andere situaties.
Voorbeeld van een T-kaart. Samenwerkingsvaardigheid: 'Met alle groepsleden samenwerken'.
5. Evaluatie
Evalueer niet alleen het groepsproduct maar ook het proces. De manier waarop je evalueert kan verschillend zijn. Ofwel observeer je op een informele wijze en noteer je wat je ziet. Ofwel kan je observeren aan de hand van een evaluatieformulier met een semantische schaal. Het is aangeraden tussentijds feedback te geven zodat leerlingen zichzelf nog kunnen verbeteren.
Laat de kinderen ook evalueren! Doe aan zelfevaluatie of laat de leerlingen hun groepsleden evalueren. Met behulp van evaluatiefiches kunnen de leerlingen hun mening registreren.
Evalueer niet alleen het groepsproduct maar ook het proces. De manier waarop je evalueert kan verschillend zijn. Ofwel observeer je op een informele wijze en noteer je wat je ziet. Ofwel kan je observeren aan de hand van een evaluatieformulier met een semantische schaal. Het is aangeraden tussentijds feedback te geven zodat leerlingen zichzelf nog kunnen verbeteren.
Laat de kinderen ook evalueren! Doe aan zelfevaluatie of laat de leerlingen hun groepsleden evalueren. Met behulp van evaluatiefiches kunnen de leerlingen hun mening registreren.
Coöperatieve werkvormen
Klik op de knop en je krijgt heel wat voorbeelden van hoe je coöperatief kan werken.
Bron: cursus Didactische thema's 3
DE LATTER E. e.a 'Didactische thema's 3', Gent, Arteveldehogeschool, 2011-2013, 104 pagina's.
Bron: T-kaart 'Met alle groepsleden samenwerken'.
Jana Beerens